Verordening kwaliteitsvol wonen

Op 1 januari 2022  ging de Gemeentelijke Verordening Kwaliteitsvol wonen van kracht.  

Hoe is deze verordening opgebouwd? Enerzijds verzamelt de verordening regels over het gebouw zelf – de zogeheten ‘woonkwaliteit van het gebouw’ en anderzijds zijn er in de verordening regels omschreven voor de bouwsite en haar directe omgeving – de zogeheten ‘woonkwaliteit van de site’.

Deze regels verschillen naargelang u een ééngezinswoning of een meergezinswoning wil bouwen of verbouwen.

Type woning
Eensgezinswoning
Meergezinwoning
Regels rond gebouw eensgezinswoning

Daglichttoetreding

De leefruimtes en slaapkamers van alle wooneenheden moeten rechtstreeks daglicht ontvangen. Louter dakkoepels voorzien is niet toegelaten.

  1. Voor de leefruimte en keuken wordt de minimum oppervlakte van de daglichten bepaald op 1/6 van de vloeroppervlakte van het betreffende lokaal.
  2. Voor de slaapkamer(s) wordt de minimum van de daglichten bepaald op 1/8 van de vloeroppervlakte van het betreffende lokaal.
  3. Voor de ruimtes onder dak wordt een minimum oppervlakte van de daglichten bepaald op 1/12 voor dakvlakramen en/of koepels.

Toelichtend:

Voldoende daglichttoetreding, gecombineerd met uitzicht en voldoende ventilatie van de woning met verse lucht zijn basisvoorwaarden voor de gezondheid van de bewoners en voor een minimum verblijfskwaliteit van elke woning. De verordening legt daarom duidelijke randvoorwaarden op voor de minimale lichttoetreding. Bij de lichttoetreding is niet alleen daglichttoetreding belangrijk, maar ook het zicht. Louter dakkoepels voorzien is derhalve niet toegelaten. Voor de belevingswaarde van elke verblijfsruimte en keuken, moet een daglichtopening doorzichtig zijn, zodat er effectief naar buiten kan gekeken worden.

Lichten en zichten dienen oordeelkundig geplaatst te worden, rekening houdende met bezonning, privacy, visueel contact met de omgeving en de interne planschikking.
De norm NBN EN 17037 beschrijft de elementen voor het bereiken van een adequate verlichting door middel van daglicht en een goed uitzicht naar buiten. Tegelijk geeft het document aanbevelingen voor de zonneschijnduur in ruimtes waarin zich personen bevinden.

Buitenruimtes/tuinen

Bij elke eengezinswoning hoort een kwalitatieve buitenruimte. Een buitenruimte kan een tuin zijn, maar ook een koer, of een terras op de verdiepingen.

  • De totale oppervlakte bebouwing + verharding voor het volledig perceel mag maximaal 60% bedragen, inclusief zwembad, terrassen en bijgebouwen (B/T = 0,6).
  • In de tuinzone (zijtuin + achtertuin) mag maximaal 40% verhard worden met een maximum van 120 m². De 120 m² die verhard mag worden in de tuinzone is als volgt bepaald:
    • Max. 40 m² zwembad met 0,5 m verharde randzone
    • Max. 80 m² terrassen:
      → uitgezonderd de strikt noodzakelijke toegangen
  • Daarnaast moet minstens 50% van de voortuin groen en onverhard zijn. Van deze 50% moet minstens 10% bestaan uit groen dat geen gazon is. Indien er in de woning functies zijn ondergebracht die complementair zijn aan het wonen, kan er van deze regel afgeweken worden afhankelijk van het aantal bezoekers.
  • Het is niet toegestaan de voortuin, zijtuin en achtertuin te gebruiken, aan te leggen of in te richten voor:
    • het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande materialen zoals paletten of brandhout, materieel of afval;
    • het plaatsen van één of meerdere verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebruikt; behalve in de situatie zoals voorgeschreven in het vrijstellingenbesluit;
    • het oprichten van bergplaatsen en andere constructies. De enige uitzondering op deze regel is een bescheiden berging voor afval (max. 2 m²) en een fietsenberging zoals opgenomen bij punt 9.2.4. (zie verder)

Schotelantennes en telecommunicatiemasten

Het plaatsen of aanbrengen van schotelantennes of telecommunicatiemasten is enkel toegelaten op daken van het hoofdgebouw of aan de achtergevel van gebouwen en niet zichtbaar vanop het openbaar terrein.

Regels rond site eensgezinswoning

Parkeerinrichtingen

Bij een nieuwbouw eengezinswoning, bij herbouw of bij een functiewijziging naar wonen in de vorm van een eengezinswoning moet minstens 1 verharde autostaanplaats op eigen terrein voorzien worden. Netto-oppervlakte van de site = oppervlakte gebouwen niet inbegrepen. Voorbeeld berekening 50% - 15% regel: 500 – 100 m² = 400 m² waarvan 50% groen dus 200m² aaneengesloten groen Dit is dus 40% van de totale oppervlakte van het perceel → >15% = OK 24

De verplichting vervalt wanneer het een gesloten bebouwing betreft waarvan de perceelsbreedte van de eengezinswoning minder dan of gelijk aan 7,00 m bedraagt. Indien er een geïntegreerde garage voorzien wordt binnen de woning, zal deze een minimale netto-oppervlakte moeten hebben van 17,00 m².

Een parkeerplaats heeft minstens volgende afmetingen:

  • Een garage(box) is minstens 5,70 m lang en 3,00 m breed mits kan aangetoond worden dat de wagen vlot kan geparkeerd worden en er vlot in en uit de wagen kan gestapt worden. Er mogen geen obstructies zo geplaatst worden dat dit het parkeren en in- en uitstappen hindert (bv verwarmingsketel, tellers, wastafel, …). Indien dit wel aanwezig dient de ruimte minstens 18,50 m² groot te zijn.
  • Een staanplaats in een overdekte ruimte is minstens 5,50 m lang, 2,70 m breed en 1,80 m hoog.
  • Een staanplaats in open lucht is minstens 5,00 m lang en 2,50 m breed met voldoende manoeuvreerruimte.

Inrichting van autostaanplaatsen en/of parkeervoorzieningen

  • In totaal mag niet meer dan 10 m van de gevelbreedte worden ingenomen door inritten of garagepoorten en wordt het principe van de blinde gevel zoveel als mogelijk tegengegaan

 

Fietsparkeerplaatsen

Bij bestaande eengezinswoningen kan een ruimtelijk kwalitatieve fietsenberging toegestaan worden in de voortuin, indien steeds aan de voorwaarde van 50% groen wordt voldaan. Bijkomende voorwaarden naar inplanting en een groene inkadering van de fietsenberging kunnen opgelegd worden. De constructie moet uitgevoerd worden in duurzame materialen. Ook in de zijtuin kan een dergelijke fietsberging toegestaan worden. De oppervlakte van de fietsenberging mag niet groter zijn dan 6 m², indien in voor- of zijtuin geplaatst. 

Regels rond gebouw meersgezinswoning
Regels rond site meersgezinswoning

Oppervlaktenormen meersgezinswoningen

Per nieuw appartement gelden de volgende netto oppervlaktenormen: Een woongelegenheid met 1 aparte slaapkamer (type 1) dient een nettovloeroppervlakte van minimaal 75 m² te hebben. Een woongelegenheid met 2 aparte slaapkamers (type 2) dient een nettovloeroppervlakte van minimaal 90 m² te hebben. Een woongelegenheid met 3 aparte slaapkamers (type 3) dient een nettovloeroppervlakte van minimaal 105 m² te hebben. In elke woongelegenheid met meerdere slaapkamers dient één slaapkamer minimum 14 m² groot te zijn en elke bijkomende slaapkamer minimum 10 m² groot te zijn. Per appartement van type 1 dient er een individuele berging te worden voorzien van min. 3 m² (netto-vloeroppervlakte). Vanaf type 2 moet de berging min. 4 m² (netto-vloeroppervlakte) bedragen. 

Daglichttoetreding

De leefruimtes en slaapkamers van alle wooneenheden moeten rechtstreeks daglicht ontvangen. Louter dakkoepels voorzien is niet toegelaten.

  1. Voor de leefruimte en keuken wordt de minimum oppervlakte van de daglichten bepaald op 1/6 van de vloeroppervlakte van het betreffende lokaal. Deze bergingen zijn inclusief de technieken, indien deze individueel worden voorzien. Voldoende daglichttoetreding, gecombineerd met uitzicht en voldoende ventilatie van de woning met verse lucht zijn basisvoorwaarden voor de gezondheid van de bewoners en voor een minimum verblijfskwaliteit van elke woning. De verordening legt daarom duidelijke randvoorwaarden op voor de minimale lichttoetreding. Bij de lichttoetreding is niet alleen daglichttoetreding belangrijk, maar ook het zicht. Louter dakkoepels voorzien is derhalve niet toegelaten. Voor de belevingswaarde van elke verblijfsruimte en keuken, moet een daglichtopening doorzichtig zijn, zodat er effectief naar buiten kan gekeken worden.
  2. Voor de slaapkamer(s) wordt de minimum van de daglichten bepaald op 1/8 van de vloeroppervlakte van het betreffende lokaal.
  3. Voor de ruimtes onder dak wordt een minimum oppervlakte van de daglichten bepaald op 1/12 voor dakvlakramen en/of koepels.

Inrichting buitenruimten

Elke woongelegenheid dient te beschikken over een private buitenruimte (terras of tuin) die rechtstreeks grenst aan of rechtstreeks toegankelijk is vanuit de woongelegenheid.

Bij een appartement type 1 wordt er minstens één terras met een netto vloeroppervlakte van minimum 6 m² verplicht, met een kleinste zijde van minstens 1,80 m.

Bij een appartement type 2 wordt er minstens één terras met een netto vloeroppervlakte van minimum 10 m² verplicht, met een kleinste zijde van minstens 2 m.

Bij een appartement type 3 en grotere appartementen wordt er minstens één terras met een netto vloeroppervlakte van minimum 14 m² verplicht, met een kleinste zijde van minstens 2 m.

Minstens één woonruimte van elke wooneenheid staat in rechtstreekse verbinding met de private buitenruimte. De oppervlakten van de terrassen (zowel inpandig als uitpandig) zijn niet in de totale netto-oppervlakte van het appartement meegerekend. 

Uiterlijke kenmerken van de voorgevel

De voorgevel mag niet volledig ingenomen worden door een aaneenschakeling van poorten, deuren en/of ondoorzichtig gevelmateriaal. Terrassen of balkons aan de voorgevel en zichtbare zijgevels mogen niet meer dan 1/3 van de gevelbreedte bedragen en nooit meer 60 cm voorbij de bouwlijn komen. Indien een groter terras aan de voorgevel noodzakelijk is, zal dit inpandig moeten worden opgelost.

Daken

Bij nieuwbouw, herbouw en bij ingrijpende energetische verbouwing/renovatie (al dan niet met uitbreiding) moet het dakoppervlakte voorzien worden van zonnepanelen. Indien er geen zonnepanelen geplaatst worden moet elk dakoppervlak van min. 30 m² met een hellingsgraad van 0 tot 15 graden aangelegd worden als een groendak.

Afzonderlijke overdekte constructies tot 40 m² en gebouwen en (delen van) constructies waarbij het hemelwater afkomstig van het dak op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem infiltreert, worden vrijgesteld van de verplichting om een groendak aan te leggen. Het bouwen van afzonderlijke overdekte constructies, gebouwen en (delen van) constructies tot 40 m² zijn ook vrijgesteld voor het plaatsen van zonnepanelen.

Schotelantennes en telecommunicatiemasten

Het plaatsen of aanbrengen van schotelantennes of telecommunicatiemasten is enkel toegelaten op daken van het hoofdgebouw of aan de achtergevel van gebouwen en niet zichtbaar vanop het openbaar terrein.

Gemeenschappelijke delen

Voor de nieuwe gemeenschappelijke delen van het gebouw gelden volgende normen:

  • Vanaf een derde bouwlaag in een gebouw met minimum 6 appartementen en een ondergrondse parking is een lift verplicht.
  • De loopvlakken van treden, vloeroppervlakken, hellingen dienen uit een stroeve, egale, slipvaste en aaneensluitende vloerbedekking te bestaan.
  • Gangen, sassen en overlopen hebben een breedte van minimum 1,20 m.
  • Gangen, sassen en overlopen hebben een maximaal niveauverschil van 2 cm/m.
  • De deuren hebben een breedte van minimum 1,00 m (nettoopening). 

Technische installaties 

Alle technische installaties worden bij voorkeur inwendig in het gebouw ondergebracht. Indien dit onmogelijk is, kunnen ze uitwendig aan het gebouw worden aangebracht op zo’n manier dat ze zo weinig mogelijk visuele vervuiling met zich meebrengen en geluidshinder veroorzaken naar de omwonenden. 

 

Afvalberging

Iedere meergezinswoning vanaf 5 zelfstandige wooneenheden moet in of buiten het gebouw op eigen perceel beschikken over een gemeenschappelijke afvalberging voor selectieve afvalverzameling waarin ruimte is voor al dan niet gemeenschappelijke afvalcontainers. Deze afvalberging dient een netto-vloeroppervlakte van minimaal 6 m² te hebben met een uitbreiding a rato van minimaal 2 m² per 10 woongelegenheden. De afvalberging moet bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke circulatieruimte en voldoende verlucht zijn.

Parkeerinrichtingen 

Bij elke nieuw te bouwen meergezinswoning, bij verbouwing tot meergezinswoning of een functiewijziging naar een meergezinswoning, moet er:

  • Minstens 1 autostaanplaats voorzien worden voor appartementen met één slaapkamer.
  • Minstens 1,5 autostaanplaatsen voorzien worden voor appartementen met 2 of meer slaapkamers.

Per schijf van 5 woongelegenheden dient minstens 1 bijkomende bezoekersparking aangelegd te worden. Dit kan zowel bovengronds als ondergronds voorzien worden.

Vanaf 6 wooneenheden moeten de parkeervoorzieningen ondergronds gerealiseerd worden. Ingeval het niet mogelijk is om een ondergrondse parking te voorzien, moet er een degelijk alternatief gezocht worden. Het parkeren mag in geen enkel geval afgewenteld worden op het openbaar domein.

Initiatieven voor autodelen of het gebruik van andere duurzame vervoerinitiatieven kunnen in mindering gebracht worden op de vereiste autoparkeercoëfficiënten. Het autodelen op projectniveau is bespreekbaar indien het in de verkoopsakte wordt opgenomen. Er blijft minimaal 1 autostaanplaats per woongelegenheid behouden.

Een parkeerplaats heeft minstens volgende afmetingen:

  • Een garage(box) is minstens 5,70 m lang en 3,00 m breed mits kan aangetoond worden dat de wagen vlot kan geparkeerd worden en er vlot in en uit de wagen kan gestapt worden. Er mogen geen obstructies zo geplaatst worden dat dit het parkeren en in- en uitstappen hindert (bv verwarmingsketel, tellers, wastafel, …). Indien dit wel aanwezig dient de ruimte minstens 18,50 m² groot te zijn.
  • Een staanplaats in een overdekte ruimte is minstens 5,50 m lang, 2,70 m breed en 1,80 m hoog.
  • Een staanplaats in open lucht is minstens 5,00 m lang en 2,50 m breed met voldoende manoeuvreerruimte. 

*In totaal mag niet meer dan 10 m van de gevelbreedte worden ingenomen door inritten of garagepoorten en wordt het principe van de blinde gevel zoveel als mogelijk tegengegaan.

Fietsparkeerplaatsen

Iedere meergezinswoning moet in of buiten het gebouw op eigen terrein beschikken over één of meerdere afzonderlijke fietsenberging(en). Iedere fietsenberging moet overdekt zijn, bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke circulatieruimte en vanop de openbare weg goed toegankelijk zijn. Per fietsenberging (zowel individuele als gemeenschappelijke bergingen) dient één oplaadpunt te worden voorzien voor elektrische fietsen.

Per wooneenheid dienen 2 fietsenstalplaatsen voorzien te worden te vermeerderen met 1 per bijkomende slaapkamer. De fietsenberging moet individueel voorzien worden vanaf 3 wooneenheden. Een individuele fietsenberging mag nooit kleiner zijn dan 3 m² voor een appartement type 1. Per bijkomende slaapkamer dient er 1,5 m² extra voorzien te worden.

Een fietsenstalling moet zich bevinden op een voor de fietser vlot bereikbare plaats op het gelijkvloers. Ondergrondse fietsbergingen dienen vlot bereikbaar te zijn via een afdaling met een lage hellingsgraad, voorzien van een fietsgeul.

Per 10 fietsparkeerplaatsen dient er minstens 1 bijkomende plaats te worden voorzien voor buitenmaatse fietsen. Bij een meergezinswoning vanaf 3 wooneenheden moet er een extra gemeenschappelijke plaats voorzien worden voor eventuele bezoekers, dit kan zowel bovengronds als ondergronds.

Groeninrichting

Bij elke nieuwe meergezinswoning, is de aanvrager verplicht om een aaneengesloten, gemeenschappelijke groenvoorziening te voorzien van minimaal 50% van de onbebouwde ruimte met een absoluut minimum van 15% van de totale oppervlakte van de site. Deze zone wordt kwalitatief ingericht met streekeigen bomen en beplanting, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de afwatering van deze zones. Het gemeenschappelijk groen dient te worden onderhouden door de vereniging van eigenaars binnen de meergezinswoning en toegankelijk zijn voor alle bewoners.

Off